AUTEURSRECHT

Artikel 1 van de Auteurswet definieert 'auteursrecht' sinds 1912 als volgt:

Het auteursrecht is het uitsluitend recht van den maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, of van diens rechtverkrijgenden, om dit openbaar te maken en te verveelvoudigen, behoudens de beperkingen, bij de wet gesteld.

Om auteursrecht te krijgen moet er sprake zijn van een werk. Volgens de Hoge Raad in het arrest Van Dale/Romme is elke schepping met een eigen en oorspronkelijk karakter, dat het stempel van de maker draagt, een auteursrechtelijk beschermd werk. Een schepping die te banaal of triviaal is, zal daarom geen werk in de zin van het auteursrecht zijn.

Om te bepalen aan wie het auteursrecht toekomt is van belang te bepalen wie de (fictieve) maker van het werk is. Meestal is dit de auteur zelf. Er kan ook sprake zijn van meerdere makers van een werk, van een samensteller van een werk, van een werkgever die automatisch maker is of van een ontwerper die de maker is omdat het werk naar zijn ontwerp en onder zijn leiding en toezicht tot stand is gebracht. Het auteursrecht kan door middel van een akte (een ondertekend geschrift) aan een ander worden overgedragen. Deze derde wordt daardoor rechthebbende op het werk. De maker heeft dan alleen nog persoonlijkheidsrechten.

Auteursrecht voor auteurs en gebruikers

De onderstaande punten zijn de belangrijkste regels voor het auteursrecht.

Auteursrecht is automatisch, in elk geval in de (vele) landen die de Berner Conventie ondertekend hebben: zodra iemand een werk maakt, rust daar in die landen auteursrecht op.

Opzettelijke inbreuk op andermans auteursrecht geldt in Nederland als een misdrijf (art. 31 jo. 33 Aw).
Op nieuws en actualiteiten rust een beperkt auteursrecht: deze twee mogen door andere nieuwsmedia (dus niet door iedereen) vrijelijk gebruikt worden, mits met bronvermelding. Deze uitzondering dient de 'free flow of information'.
Op eigennamen en uitvindingen rust geen auteursrecht, maar kan wel op grond van andere wettelijke regelingen een handelsmerk of een octrooi rusten (in het Engels respectievelijk met trademark en patent aangeduid).
Het auteursrecht op een werk vervalt zeventig jaar (te rekenen vanaf de 1e januari) na het overlijden van de maker van het betreffende werk. Na deze periode kan het werk vrij verspreid en aangepast worden.
Een auteur kan zijn rechten ook overdragen aan een ander door middel van een onderhandse akte. Hierbij verliest de maker echter alle zeggenschap over het gemaakte werk. Vaak wordt daarom ook een gebruiksrecht of ook wel een licentie gegeven.
Niet in alle gevallen is het maken van kopieën het alleenrecht van de eigenaar van het auteursrecht of van licentiehouders. Hier volgen enkele voorbeelden. Citaatrecht: auteursrechtelijk beschermde werken mogen in Nederland geciteerd worden in een aankondiging, beoordeling, polemiek of wetenschappelijke verhandeling, onder de voorwaarde dat het werk waaruit geciteerd wordt rechtmatig openbaar is gemaakt en het geciteerde materiaal een subfunctie vervult in het hoofdwerk (art. 15a Aw). Het citaatrecht is beperkter en meer afgebakend dan het begrip fair use.
Thuiskopie: het maken van enige exemplaren voor eigen oefening, studie of gebruik is in Nederland geen inbreuk op het auteursrecht (art. 16c Aw). Een thuiskopie mag niet aan derden worden afgegeven: daarmee overschrijdt men dat wettelijk vrijgelaten beperkt eigen gebruik. De Belgische wetgeving bevat een gelijkwaardig artikel (art. 22, § 1, 5° Auteurswet).
Ook nadat de auteur het auteursrecht heeft overgedragen of licentie heeft verstrekt kan de auteur zich in sommige gevallen met een beroep op "persoonlijkheidsrechten" verzetten tegen publicatie. Mogelijke gronden zijn dat de maker niet als auteur wordt vermeld, dat er niet het nodige respect wordt getoond tegenover zijn werk, of dat het wordt gebruikt op een wijze of in een context die niet overeenstemt met de bedoeling waarmee het was gemaakt.>